John gaapte en knipperde met zijn ogen. 'Hoe lang moeten we nog?', vroeg hij aan de man die tegenover hem in het witte busje zat. De man had een wit uniform aan, net zoals de andere twee mannen die voor in het busje zaten. Een van de mannen vertelde hem dat het een lange reis naar Disturbia was en dat john maar beter even kon rusten. John besloot om dat advies maar op te volgen.
'We zijn er bijna. We moeten nog een kwartiertje rijden en dan zijn we er', antwoorde de man tegenover hem. John knikte dankbaar terug voor het antwoord van de man.
Is het een mooie plaats waar we heen gaan?', vroeg john na een korte stilte. De man negeerde hem en keek strak voor zich uit zonder ook maar een woord te zeggen. John zuchtte en gaf het op. Met deze mannen viel niet te praten. Hij keek uit het kleine raampje en zag dat het al laat in de avond moest zijn. De maan stond boven aan de hemel en de sterren glimden in de donkere avondlucht. John zag hoe ze door een stuk woestijn reden op weg naar zijn nieuwe thuis disturbia. Hj vroeg zich dan ook af hoe de mensen daar waren. Nog nooit had hij van Disturbia gehoord totdat zijn psychiater hem naar disturbia verwees. Het gebeurde allemaal toen john's ouders voor zijn ogen door criminelen werden vermoord en hij last kreeg van die zogenaamde angst- en paniekaanvallen. Ook had hij al sinds zijn geboorte last van hyperalertheid. Een stoornis waarbij je altijd alert. zelfs als je gewoon thuis bent en ligt te slapen. Ook ga je dan altijd van het ergste uit. Bijvoorbeeld dat er criminelen voor je deur kunnen staan die je beroven. Toch had hij geleerd die hyperalertheid van hem onder controle te houden hoewel hij dat niet altijd even gemakkelijk vond. Plotseling zag john een gebouw in de verte verschijnen. Toen ze dichterbij kwamen zag hij dat het geen gebouw was, maar een muur. 'We zijn er', riep de man achter het stuur. Nieuwsgierig keek john naar de grote muren voor hem. 'Nog even', dacht hij. Tenslotte ging het hek dat in een van de muren lag open en reden we er met het witte busje doorheen. Hij zag dat het nog een eindje rijden was totdat ze bij disturbia zelf aankwamen en verbaasd keek hij om zich heen. Langs de weg lagen bossen. John hield ervan om in de natuur te kunnen zijn. Het gaf hem de vrijheid die hij graag wilde. Een stukje verder kwamen ze een groot bord tegen met de naam DISTURBIA erop. De spanning werd ondraaglijk. Het moment was bijna daar. Ze passeerden een grote kerk en kwamen dan eindelijk bij disturbia zelf aan. De man zette het busje voor de ingang en liet john samen met de man die tegenover hem zat uit stappen. John pakte zijn rugzak en liep achter de man met zijn witte uniform aan. Twee grote deuren gingen open en ze liepen naar binnen. Het was donker en slechts enkele kleine lampjes verlichten de grote ruimte. John keek op een van de bordjes en zag dat dit de algemene ruimte was. Hij keek om zich heen en nam alles in hem op. Het was een erg rustgevende ruimte en hij wist nu al zeker dat hij hier vaker naar toe zou komen. Hij dacht dat hij iemand bij het venster zag zitten maar voor dat hij de kans kreeg om dicherbij te gaan werd hij meteen weer door de man geroepen. 'Opschieten!', snauwde de man naar john. John liep in een snelle pas achter de man aan en tenslotte liepen ze de trappen op. Ze kwamen bij de slaapkamers uit. Een paar deuren verder stopte de man voor een deur waar john's naam op een kaartje stond samen met de andere gegevens die ook op john's polsbandje stond. De man had john direct een polsbandje omgedaan toen hij in het busje stapte zodat als john ooit gezocht werd ze hem op die manier konden vinden. De man opende de deur en liet john naar binnen gaan. 'Wat een mooie plek' dacht hij toen hij de kamer binnenliep. Er stond een groot bed, met een bureau en alle andere dingen die je in een kamer kon wensen. Toch kon hij niet veel meer in de kamer te zien omdat het er donker was. Hij had geen zin om het lichtknopje nu nog te moeten zoeken. hij dacht dat hij iets hoorde en keek snel om zich heen. paniek overviel hem en hij had dan ook enkele minuten nodig om tot rust te komen. John zette zijn rugzak neer en liet zich op het bed vallen. Zijn kleren waren al een dag van te voren aangekomen. Uiteindelijk deed hij zijn ogen dicht en dacht aan de mooie herinneringen die hij nog van zijn ouders had. Een paar minuten later was hij in slaap gevallen. Morgen zou hij alles op zijn gemak gaan verkennen. Eerst wilde hij uitgerust zijn.