Haar knieën had ze opgetrokken terwijl ze op de achterbank van de witte auto zat. Haar bruine ogen had ze naar buiten gericht, zonder enkele emotie. Alleen met een lichte angst. Want voor haar voelde het niet aan alsof ze in de auto zat, waar niemand haar iets kon aan doen Nee, ze zat in de kelder, en hoorde haar vader boven schreeuwen. Terwijl er zo nu en dan met servies gegooid werd naar haar moeder. En bij elk geluid dat haar toen ook bang maakte, kromp ze nu lichtjes ineen. Haar ogen kneep ze ook dicht af en toe. Een gil van haar moeder en nog luider geschreeuw zorgde ervoor dat ze haar handen over haar oren legde. De bewaker keek kort naar haar, maar alles wat zij zag was een deur die open zwaaide, en haar vader die boven aan de trap stond. Een flesje alcohol was te zien in zijn handen en hij nam nog een grote teug. Haar blik gleed naar haar broer, die naast haar zat. In haar ‘fantasie’ was hij altijd bij haar. Of het nu slecht was of niet, ze zag hem altijd, ook al was hij er niet. Ze zag hoe haar vader het flesje volledig verder opdronk en het toen hard in de hoek gooide terwijl hij naar beneden liep. Melanie kroop een beetje weg, richting haar broer, die veilig in een hoek zat waar geen licht viel, maar dat maakte haar vader momenteel alleen kwader. Ze werd bij haar haren gegrepen en naar achteren getrokken. Een gil verliet haar mond, ook buiten haar fantasie. ‘Nee, auw, alsjeblieft, sorry..’ alles wat ze zei was pijnlijk, terwijl ze ineengedoken aan het uiteinde van de auto zat. En toen greep een hand haarschouder vast, buiten haar fantasie. Ze dook nog meer ineen en hield haar handen voor haar gezicht. Om vervolgens lichtjes verward op te kijken. Ze zat weer in de auto. De bewaker keek alweer voor zich en nerveus keek Melanie naar beneden. Waarom was Simon er niet? Ging ze hem straks weer zien? Of, waren ze nu voor altijd gescheiden? Ze slikte eens en voelde hoe ze lichtjes paniekerig werd. ‘Waar is mijn broer?’ vroeg ze. Zachtjes, té zachtjes. De bewaker had haar namelijk niet gehoord. Ze zuchtte en keek uit het raam, ze zou het wel zien bij aankomst.
De auto stopte voor een oude gebouw, dat er lichtjes angstaanjagend uitzag. Heel anders dan de vorige kliniek waar ze in zat. Ze werd uit de auto gehaald en zag hoe enkele mensen stil stonden, en afkeurend nar haar keken. Terwijl sommige het juist negeerden, en weer anderen zo angstig werden dat ze meteen doorliepen. Ze werd meegenomen, het gebouw in, waar haar handboeien afgedaan werden. ‘Wacht hier maar.’ Zei de bewaker die naast haar had gezeten in de auto. Hij knipoogde vriendelijk naar haar, waarschijnlijk wetende dat ze op haar broer wachtte, en die straks zou komen. En ja hoor, ze zag hem al. Eindelijk. Hij nam haar in zijn armen, iets wat veilig voelde. Bij haar broer was ze ook veilig, niemand zou haar iets kunnen doen, zo voelde het aan. ‘Ik ben bang..’ zei ze, maar zijn stem stelde haar al grotendeels gerust.