Blonde gekleurde lokken golfde over de rozenstruiken heen. Soms merkte je een stukje van haar hoofd op maar haar gezicht bleef ongezien. Celine huppelde vrolijk, misschien iets te vrolijk door de rozentuin. Het meisje bevond zich nu immers even in haar eigen wereld waar alles goed was, waar de rozentuin geen tuin was, maar een mooi openveld, waar ze vrij was, als een vogeltje. Als je door het meisje haar ogen keek zou je ook meteen zeggen dat ze niet in een kliniek vast zat, maar dat ze gewoon ook echt vrij was, dat ze echt op een veld aan het huppelen was. Het waren beelden die haar hersenen hervormde, en met haar grote fantasie gebeurde dat steeds vaker. De dokters hadden het een ziekte genoemd, maar in haar ogen was het gewoon iets waar ze zich veilig bij voelde. Iets waar ze niet bekritiseert werd door mensen die haar niet kenden, maar gewoon een eigen wereld die haar op vele manieren dierbaar was geworden, misschien zelfs dierbaarder dan de echte wereld. Of toch iniedergeval de personen die ze in deze wereld had waren haar dierbaarder dan de echte. Van haar ouders, hoewel ze nog van hen hield, moest ze niets meer hebben. Zij hadden haar hier immers vorig jaar op kerstavond geplaatst. Zij hadden haar vrienden ontnomen, haar kerstmaaltijd, en vooral haar siblings en haar familie. Dat was iets wat in haar ogen onvergefelijk was. Een zucht schoof over haar rooskleurige lippen heen, al gebeurde dit nog steeds voor haar in haar droomwereldje. Inmiddels was ze opgehouden met huppelen, was ze gaan zitten onder een echte boom die in de echte rozentuin stond, ook al zag deze boom er in haar wereld honderd maal beter uit. Tussen haar vingers had ze een grassprietje steken, een van de vele dingen die er nog wel vrij waren in de echte wereld, ook al bleven ze maar staan op een plek. De wind die door hen heen streek, de regen die op hen neerdaalde, de sneeuw, welke vorm ook van neerslag. Het waren van die dingen die ze vroeger altijd had benijd, en eigenlijk deed ze dat nu nog steeds. Al snel richtte ze haar ogen op het groene sprietje tussen haar vingers. ‘Jij hebt het makkelijk hé?’ Sprak ze op een kalme toon. Waarop de spriet haar recht in de ogen aan keken, en met behulp van de wind schudde. ‘Niemand op deze wereld heeft het makkelijk, zelfs wij niet. Wij zijn misschien maar simpele sprietjes, maar ook wij staan dingen door die niemand anders door stond.’ Klonk er als antwoord. Celine hield haar hoofd even schuin, hoe konden hun het nu moeilijk hebben? Hoewel het meisje er sterk van overtuigd was dat ook grassprietjes gevoelens hadden, kon ze toch geen wijsheid in de woorden vinden.