Verveeld keek Gemma uit het raam van de witte auto. Ze had geen idee waar ze was of waar ze heen ging, maar de situatie zag er niet heel erg veerbelovend uit. Vanuit het raam zag ze een nogal saai dorpje voorbij flitsen. Het zag er zelfs zo saai uit dat Gemma bijna in slaap viel van verveling. Haar ogen vielen langzaam dicht maar schoten gelijk weer open toen de auto met een ruk tot stilstand kwam. Ze werd uit de auto gesleurd en stond voor een nogal deprimerend gebouw. Het zag eruit alsof het met het minste zuchtje wind zou kunnen omvallen. Gemma trok haar wenkbrauw op. “Serieus?” mompelde ze. De twee mannen die bij haar in de auto hadden gezeten stonden naast haar, voor het geval ze probeerde te vluchten, ook al was ze dat zeker niet van plan. Ze had weinig om naartoe te vluchten.
Een van de bewakers pakte haar bij haar arm en trok er zo hard aan dat het gewoon pijn deed. Even keek Gemma de man verbaast aan en haalde toen zo snel uit met haar hand dat de man haast geen tijd had om zich te verweren, voor zo goed en kwaad als het ging met handboeien om. Een rode afdruk verscheen op zijn wang en de bewaker bracht langzaam zijn hand naar de plek waar Gemma hem had geslagen. Toen richtte hij zijn blik op haar en hij keek niet echt blij. Gemma keek onverschillig naar hem terug. “Het gaat wel weer over.” Zei ze spottend
Met één woedende en één licht chagrijnige bewaker werd ze het gebouw binnengebracht. Ze kneep haar ogen dicht tegen het felle licht en toen ze daaraan gewend was, bestudeerde ze de ruimte eens goed. Het was…. Wit. Dat was eigenlijk alles wat erover te zeggen viel. Alles was wit, behalve de mensen die er aanwezig waren. Ze bekeek de gezichten één voor één. Het was een willekeurig bij elkaar geraapt zooitje dat toevallig één ding gemeen had. De bewakers waren inmiddels vertrokken en Gemma was vrij om te doen wat ze wilde, wat niet bijster veel was.
Normaal was ze best vrolijk, maar nu had ze daar eigenlijk maar weinig reden voor. Iedereen waarvan de dacht dat die om haar gaven, hadden haar verraden en haar hierheen gestuurd. Ze zuchtte diep en plofte neer op één van de banken die er stonden. Nu ze er toch was, kon ze er maar beter ook iets van maken toch?